Modernisering van historische liften krijgt vorm
Goed nieuws voor de eigenaars en bewoners van gebouwen met historische liften. Er zijn nieuwe oplossingen ontwikkeld om liften van voor 1958 te moderniseren met respect voor zowel hun erfgoedwaarde als veiligheid, kondigen federaal vice-eersteminister en minister van Economie en Werk Pierre-Yves Dermagne en Brussels staatssecretaris Ans Persoons aan.
Verschillende werkgroepen - samengesteld uit federale overheidsdiensten, externe diensten voor technische controle, de industrie en regionale erfgoeddiensten - bogen zich het afgelopen jaar over alternatieve regels voor de modernisering van liften met erfgoedwaarde.
Om van zoveel mogelijk waardevolle liften het historisch karakter te behouden, en tegelijkertijd de veiligheid voldoende te verhogen, worden op hun voorstel nu de algemeen geldende richtlijnen op enkele punten versoepeld.
“Dankzij de werkgroepen verzekeren we het behoud van de liften en hun grandeur. Het toont dat we stappen vooruit zetten wanneer we iedereen rond tafel brengen. Mijn voorganger Pascal Smet heeft de strijd voor het behoud van deze liften samen met Minister Pierre-Yves Dermagne succesvol opgezet.”, zegt Brussels staatssecretaris voor Erfgoed Ans Persoons.
“Intussen heeft het Brussels gewest al bijna 400 certificaten verleend aan historische liften. We blijven dit opmerkelijk patrimonium koesteren en beschermen.”
Erfgoed gered
De werkgroepen gingen aan de slag nadat de termijn voor de modernisering van dit type lift met 5 jaar werd uitgesteld. Er werd een nieuwe categorie 'historische liften' in het leven geroepen, waardoor (mede)eigenaars in het Brussels Gewest, Vlaanderen en Wallonië tijd krijgen tot eind 2027 om de nodige aanpassingen te doen.
“Het uitstel was broodnodig om gepaste alternatieve oplossingen te kunnen vinden die de strikte veiligheidsvoorschriften verzoenen met het behoud van de erfgoedwaarde. Zonder de ingreep zouden tallozehistorische liften intussen zijn verdwenen of onherkenbaar zijn verbouwd”, zegt minister van Economie Pierre-Yves Dermagne.
“Dankzij de nieuwe richtlijnen zullen we dit prachtig erfgoed kunnen bewaren voor de volgende generaties. Met doorgedreven overleg, samenwerking en maatwerk zijn goede oplossingen mogelijk”, besluit de vice-eersteminister.
Wat verandert er concreet?
Er zijn specifieke richtlijnen vastgelegd voor liften met open schacht of met vouwdeuren. Voor liften met onbetreedbare kooidaken werd eerder al een kader scherp gesteld.
Voor historische waardevolle liften met open schacht geldt als nieuwe richtlijn dat er een afscherming van de schacht is aan de voorzijde van de lift tot op 2,5 meter hoogte, en aan de zij- en achterkanten tot op 1,8 meter hoogte. Bij de oude richtlijn werd een afscherming van respectievelijk 3,5 meter aan de voorkant en 2,5 meter aan de zij- en achterkanten opgelegd. De werkgroep oordeelt dat een fysieke afscherming tot 1,8 meter de meeste risico’s op aanraking met een bewegend deel van de lift vermijdt.
Indien dit niet mogelijk is kan de eigenaar van de lift voor een elektronisch systeem kiezen die ervoor zorgt dat de stopafstand van de lift na het detecteren van een object in de gevarenzone maximaal 15cm is. Indien nodig wordt de maximale snelheid van de lift aangepast om deze stopafstand te behalen.
De openingen in de afscherming bij een lift met open schacht worden ook aangepast en verkleind. Bij historische liften zijn de afschermingen meestal uitgevoerd in hekwerk.
Voor historische waardevolle liften met vouwdeuren gaan de nieuwe richtlijnen het risico op beknelling tussen de deuren tegen, met name voor een klein, en vaak jong en niet-risicobewust, persoon. Indien de afstand tussen de kooideur groter is dan 12 cm dient er bij voorkeur een fysiek systeem aanwezig te zijn dat het onmogelijk maakt dat iemand tussen beide deuren geklemd raakt. Dit kan in de vorm van een plaat die omhoog klapt wanneer beide deuren dicht zijn.
Indien de installatie van zo’n systeem fysiek niet mogelijk is, of de eigenaar verkiest om de deur met openingen te behouden, kan een elektronisch systeem geïnstalleerd worden om het knel zitten te verhinderen. Voor de kooideur wordt dit systeem bij voorkeur in de kooi geïnstalleerd. Mocht dit onmogelijk zijn dan komt het aan de buitenzijde van de kooi. Voor de bordesdeur wordt dit systeem op elke verdieping bij voorkeur voor de bordesdeur geplaatst. Voor deze systemen geldt eveneens dat de maximale stopafstand 15 cm bedraagt, net zoals bij de systemen die worden ingebouwd in open schachten.